De Meenthe
Een projectbeschrijving
Architect: J. Hurkmans
Opdrachtgever: De Tilburgse Bouwvereniging
Ontwerp: 1976-1980
Realisatie: 1980-1981
Oorspronkelijk programma: 20 woningen, zit-, eet-, kookruimte, hobbyruimte, werkplaats, bibliotheek, winkeltje, studieruimte, was-, droogruimte, bergingen, tuin.
Financiering: 15 HVAT, 8 premiehuur, 12 premiekoop (A en B)
Adres: De Meenthe 1 t/m 22, Tilburg
De initiatieffase: van idealen naar visie op het wonen
Woonwensen en -idealen
Het initiatief van een lokale Centraal Wonen-groep begon met ideeën over een alternatieve woonomgeving. Zij kwamen met elkaar in contact door advertenties in lokale media. Eenmaal bijeengekomen, moest de groep een beeld vormen van de gezamenlijke idealen, wensen en verwachtingen. Dit was doorgaans een proces van minstens drie jaar, maar is essentieel gebleken voor zowel het ruimtelijke ontwerp als de sociale structuren.Het initiatief van de Meenthe in Tilburg begon bij de behoefte van vier stellen om dichter bij elkaar te wonen.1 Zij waren lid van de Politieke Partij Radikalen (PPR) en ontmoetten elkaar daar geregeld. Ze wilden meer en gemakkelijker sociale contacten leggen, materiele zaken delen, grond effectief gebruiken (met een moestuin, een speelplek en een zittuin) gemakkelijk op elkaars kinderen passen en hen laten opgroeien in een veilige omgeving.2 Oorspronkelijk dachten de initiatiefnemers aan een kleiner koopproject, maar ze moesten vanwege de kosten meer woningen realiseren op het stuk grond van 10.000 m2 dat hen door de gemeente was aangeboden. Daarom plaatsten zij een advertentie in de krant om meer geïnteresseerden te werven. De idealen van de initiatiefgroep vonden weerklank in een vrouwennetwerk en een koffiecontactgroep in het nieuwe winkelcentrum van de wijk Tilburg Noord.3 Zij hielden een bijeenkomst over het thema wonen en bespraken de vraag: wat wil je voor jezelf en je kinderen in je woonomgeving?
Een van de initiatiefnemers en huidige bewoners, Ton Kosters, benoemt dat het project niet als doelstelling had een doorsnede van de maatschappij te huisvesten – zoals is beschreven in de doelstelling van de Landelijke Vereniging Centraal Wonen - maar is ontstaan vanuit de wensen van gezinnen met kinderen.4 Dit had een emancipatorische kant: door gemakkelijker op elkaars kinderen te kunnen passen, kregen vrouwen meer mogelijkheden om te studeren en werken. Opmerkelijk is dat de groep uit Tilburg zich niet bewust was van het bestaan van Centraal Wonen of het eerste project in Hilversum en dus zelfstandig is ontstaan.5
Inspraakmethoden
Bijzonder aan Centraal Wonen-projecten is de wisselwerking tussen de toekomstige bewoners en de architect. Bewoners spraken zich uit over de manier waarop zij gemeenschappelijk wensten te wonen en zochten een balans tussen keuzes in het belang van de groep en het individu. De architect maakte de vertaalslag tussen de woonwensen en het gebouw en hielp bewoners hun ideeën over wonen verder te ontwikkelen. De esthetiek van Centraal Wonen-projecten was een gevoelig aspect omdat deze de identiteit van de groep moest uitdrukken, terwijl voorkeur voor esthetiek een zeer persoonlijke kwestie is waar nauwelijks rationeel over gesproken kan worden.6De groep van de Meenthe in Tilburg vergaderde drie jaar lang één tot twee keer in de week. In de groep, waar in de tussentijd potentiële bewoners afhaakten en aanhaakten, werd gepraat over de verwachtingen van het wonen in een groep, maar ook wat zij de groep te bieden hadden. Het waren ‘luchtkastelen ook, want we hadden nog niks’.7 Dit citaat van bewoner en initiatiefnemer Ton Kosters geeft aan dat het lang duurde voordat de woonwensen en -idealen geconcretiseerd werden. Architect Jo Hurkmans, die uit het netwerk van initiatiefnemer Herman Ey kwam, bezocht de vergaderingen en zei daarin weinig, maar luisterde des te meer.8 Na bijna vier jaar vergaderen, werd Hurkmans officieel benoemd tot architect van de Meenthe en startte met het ontwerp. In plaats van geavanceerde inspraakmethoden te gebruiken om de woonwensen van de bewoners te achterhalen, was Hurkmans inmiddels zo betrokken geraakt bij de groep dat hij een goed beeld had van de gezamenlijke en individuele woonwensen. Bewoners konden binnen de vier dragende buitenmuren van de woning een eigen indeling bedenken. De opzet en het exterieur van de woningen was van de hand van Hurkmans.
Het ontwerp: stedenbouw, architectuur en buitenruimte
De stedenbouw en architectuur
De eerste Centraal Wonen-initiatiefgroepen stonden voor de uitdaging een nog niet bestaande woonvorm in Nederland vorm te geven. Zoals reeds besproken in het derde hoofdstuk, werd voor inspiratie gekeken naar ontwerpen van Jan Gudmand-Høyer. Daarnaast zijn er invloeden van de Nederlandse jaren zeventig architectuurpraktijk te herkennen in de gebouwen, met thema’s als kleinschaligheid en geborgenheid.De Meenthe is gebouwd in 1980 en een jaar later opgeleverd aan de rand van een uitbreidingswijk in Tilburg Noord, in de buurt De Quirijnstok (afb. 1). Met aan de ene kant van de Vlashoflaan de hoogbouw van een nieuwbouwbuurt in het type ‘functionalistische tuinstad’ en de tegenovergelegen laagbouw in het type ‘nieuwe knussigheid’, ligt de Meenthe aan de andere zijde aan de rand van het buitengebied.9 Het project onderscheidt zich van de omringende bebouwing, doordat het afwijkt in bouwhoogte, bouwmaterialen, bouwstijl en afzonderlijk is gebouwd ten opzichte van de omringende nieuwbouw. De positionering van de woningen van de Meenthe is aangepast op de driehoekige vorm van de kavel (afb. 2 en 3).10 De twintig verspringende geschakelde woningen zijn gegroepeerd rondom een binnenterrein, dat begaanbaar is vanaf een toegangsweg in de punt. Het project is uitgevoerd in oranje baksteen en idem kleurig dak. De twintig kleine, eenlaags patiowoningen hebben een schuin dak. De Meenthe kon met meer vrijheid (en dus afwijkender) worden ontworpen omdat er, anders dan andere vroege Centraal Wonen-projecten, geen referentieplan hoefde te worden gemaakt vanwege een gestelde terugbouwbaarheidseis.
Opvallend aan het ontwerp is de relatieve beslotenheid, welke te wijten is aan de ietwat afgelegen locatie en welke wordt versterkt door de naar het binnenterrein gekeerde woningen. Architect Jo Hurkmans had als uitgangspunt dat de Meenthe moest uitdrukken dat er gewoond werd met geborgenheid en beschutting. Hij stelde zich de Meenthe voor als een plek waar bewoners zich konden terugtrekken als in ‘een baarmoeder’.11 Deze baarmoeder kan als metafoor worden beschouwd en als tegenhanger van de rationele moderne woonwijk, waar vooral vrouwelijke bewoners zich anoniem en sociaal geïsoleerd voelden. De ‘beschutting’ en ‘geborgenheid’ van de Meenthe betekende meer blootstelling aan medebewoners op het binnenterrein en in de gemeenschappelijke ruimte, maar een visuele (afwijkende stedenbouw en architectuur) en fysieke barrière (de weg) ten opzichte van de bewoners uit omringende buurten.
Het woonprogramma
Het aantal gemeenschappelijke voorzieningen, de functie en de situering varieert per project. Dit was onder andere afhankelijk van de aanwezigheid van clusters binnen het project, met functies op projectniveau ter gebruik van alle bewoners en functies op clusterniveau ter gebruik van een kleinere groep. De vrijheid die de architect kreeg voor zijn ontwerp, door bijvoorbeeld de afwezigheid van een terugbouwbaarheidseis, was eveneens bepalend voor de uitwerking van het woonprogramma.De Meenthe is oorspronkelijk gerealiseerd met acht premiehuur- en twaalf premiekoopwoningen. Voor het ontwerp hoefde geen rekening te worden gehouden met een terugbouwbaarheidseis. De grondgebonden woningen zijn verspringend ten opzichte van elkaar geschakeld rond een gemeenschappelijke binnentuin (afb. 4). De bouwstijl van het exterieur van de woningen is vrijwel identiek, maar voor het interieur is keuzevrijheid voor bewoners geboden. Alleen de woningscheidende wanden zijn dragend, waardoor verschillende woningplattegronden mogelijk zijn. Daarnaast heeft iedere woning een patio en schuine daken. De woningen zijn vanaf de voorgevel relatief laag (2,30 meter) maar door de hellende dakconstructie is er en binnenhoogte van 3,5 meter. De achterliggende gedachte van de architect was dat het voor kinderen belangrijk is dat alle woningen verschillend zijn. Bij elkaar thuisspelende kinderen doen meer ruimtelijke ervaring op, wat de ontwikkelingsfase zou verrijken.12
De Meenthe is, anders dan de Wandelmeent en de Banier, niet gerealiseerd met clusterruimten. De projectruimte, het winkeltje (nooit gerealiseerd), moestuin en de berging zijn ter gebruik van alle bewoners. De projectruimte, die in de scherpe hoek van het project is gesitueerd, ligt niet in de loop en van buitenaf is niet zichtbaar wat zich vanbinnen afspeelt (afb. 5). De projectruimte is een multifunctionele ronde, open ruimte waar een keuken met eettafel, een bar, openhaard, biljarttafel en kantoorruimte zijn gerealiseerd (afb. 6). Op de vraag wat de betekenis is van deze projectruimte beantwoorden bewoners Ton Kosters en Barbara van Sambeek dat het een verlengstuk is van de eigen woning.13 Maar wel een waarvoor bewoners zich moeten intekenen op een gezamenlijke digitale agenda. Het is twijfelachtig in hoeverre de projectruimte als extra huiskamer wordt ervaren.
De buitenruimte
Een belangrijk onderdeel van Centraal Wonen-projecten is de buitenruimte, omdat dit meer dan in reguliere woningbouw een gedeelde ruimte van de bewoners is. De buitenruimte is veelal een expressie van gemeenschappelijkheid, ontworpen om bewoners elkaar te laten ontmoeten of als zachte overgangsruimte tussen privé en openbaar. Bewoners passen zelf de inrichting en het tuinontwerp naar behoefte aan. De buitenruimte is een terugkerend en essentieel element van Centraal Wonen-projecten waar de geschreven en ongeschreven regels tot uiting komen. Er zijn verschillende typen buitenruimte met vergelijkbare gradaties in gemeenschappelijkheid te onderscheiden, die in deze paragraaf worden besproken.In tegenstelling tot de Banier ligt de Meenthe aan de rand van een woonwijk en aan het begin van het buitengebied van Tilburg Noord. Een deel van de woningen heeft een achtertuin met uitzicht op een weiland, waardoor de buitenruimte groener en groter lijkt (afb. 7). Het terrein van de Meenthe is privégebied, aangegeven met een bord bij de entree van het project (afb. 8). De woningen zijn gesitueerd rondom een autovrij binnenterrein. In de scherpe punt aan de rechterkant van het terrein bevinden zich gemeenschappelijke parkeerplaatsen en een moestuin met dierenhof (afb. 9). De voordeuren zijn gericht op het binnenhof, waar zich een grasweide en speeltoestellen voor kinderen bevinden (afb. 10). De ruimte direct voor de woningen wordt gebruikt als semi-private voortuin, de binnentuin in het midden heeft een gemeenschappelijke sfeer. Ook de achtertuinen behoren tot de semi-private sfeer en zijn toegeëigend met eigen tuinmeubilair, maar van harde scheidslijnen door hekwerk is geen sprake. In theorie zouden de bewoners van iedere plek gebruik mogen maken. Tot slot hebben alle woningen een eigen patio, zodat kinderen en volwassenen ook over een buitenruimte in privésfeer beschikken.
Samenvattend
Bijzonder aan de Meenthe is dat het van oorsprong zelfstandig is ontstaan, zonder kennis van Centraal Wonen en de Landelijke Vereniging Centraal Wonen. Later bleek de opzet van de Meenthe goed aan te sluiten bij Centraal Wonen en is het project opgenomen in het eerste overzichtswerk Centraal Wonen in beeld deel 1 (Krabbe & Vlug, 1986). De Meenthe heeft een opvallende verschijningsvorm die hoofdzakelijk wordt bepaald door de stedenbouwkundige opzet van geschakelde laagbouwwoningen rondom een volledig besloten binnenhof. Deze laagbouw, opgetrokken uit rode baksteen en voorzien van schuine kappen, past bovendien goed binnen de kleinschaligheidsbeweging, die zich in de jaren zeventig in de Nederlandse architectuur en stedenbouw manifesteerde. De architect van de Meenthe gaf betekenis aan de laagbouw door het project op te vatten als een geborgen en coherent dorp. Die geborgenheid en coherentie is in de Meenthe bereikt met de schakeling van dezelfde grondvorm en de overeenkomende architectuur, maar ook door de voordeuren op het binnenterrein te richten en in de punt de gemeenschappelijke voorzieningen te concentreren. Het project is niet alleen visueel maar ook ruimtelijk afgesloten en afwijkend van de omringde bebouwing, doordat een doorgaande verkeersweg de toegang naar het terrein verspert. Een terrein dat overigens bij binnenkomst aankondigt ‘privéterrein’ te zijn. Het gevoel van geborgenheid voor de bewoners van de Meenthe gaat hier ten koste van de situering in de buurt.
Noten
Ton Kosters, interview met bewoner en initiatiefnemer van de Meenthe, Tilburg, 5 januari 2021.
Zie noot 1.
Redactie, ‘Energieke veteranen in een oud en wijs koopproject. De Meenthe viert 25 jarig bestaan’, Gewoon Anders 28(2006) 98, pp. 6-8.
Zie noot 1.
Zie noot 1.
Kesler, B., Centraal wonen in Nederland. Een onderzoek naar bewonerservaringen en sociaal-ruimtelijke voorwaarden, Wageningen (Landbouwuniversiteit Wageningen) 1991, pp. 260-261.
Zie noot 1.
Zie noot 1.
Doevendans, C.H., J.H. Luiten, I. Mekel, R.A. Rutgers, Stadsvorm Tilburg, historische ontwikkeling: een methodisch morfologisch onderzoek, Eindhoven (Technische Universiteit Eindhoven) 1993, p. 192.
Krabbe, R., P. Vlug (red.), Centraal Wonen in beeld 1977-1986 deel 1, Rotterdam/Hoogezand (Stichting Huis in Eigen Hand/Landelijke Vereniging Centraal Wonen) 1986, p 64.
Zie noot 1.
Krabbe, R., P. Vlug (red.), Centraal Wonen in beeld 1977-1986 deel 1, Rotterdam/Hoogezand (Stichting Huis in Eigen Hand/Landelijke Vereniging Centraal Wonen) 1986, p. 56.
Ton Kosters en Barbara van Sambeek, interview met de bewoners van de Meenthe, Tilburg, 5 januari 2021.