De Banier
Een projectbeschrijving
Architect: Guus Canoy/EGM architecten
Opdrachtgever: Patrimoniums Woningstichting
Ontwerp: 1975-1978
Realisatie: 1978-1980
Oorspronkelijk programma: 51 woningen, projectruimte-café, crèche, logeerkamer, naairuimte, hobbyruimte, clusterruimten, wasmachineruimten, bedrijfsruimte, doka
Financiering: Woningwet (experimenteel plan)
Adres: Banierstraat 2-18, Meester Marrestraat 1-41, Paap Dirckstraat 2-42, Rotterdam
De initiatieffase: van idealen naar visie op het wonen
Woonwensen en -idealen
Het initiatief van een lokale Centraal Wonen-groep begon met ideeën over een alternatieve woonomgeving. Zij kwamen met elkaar in contact door advertenties in lokale media. Eenmaal bijeengekomen, moest de groep een beeld vormen van de gezamenlijke idealen, wensen en verwachtingen. Dit was doorgaans een proces van minstens drie jaar, maar is essentieel gebleken voor zowel het ruimtelijke ontwerp als de sociale structuren.De Banier in Rotterdam is in 1975 eveneens ontstaan vanuit de sociale doelstelling een gevarieerde bewonerssamenstelling te realiseren. De bewonerssamenstelling moest aansluiten bij de volkse Agniesebuurt waar het project werd gerealiseerd, en daarom niet alleen bestaan uit sociaal werkers, studenten en academici.1 Daarom werden voor het werven van bewoners advertenties opgehangen op plekken waar een doorsnede van de samenleving op af kwam, zoals de bibliotheek.2 Maar als het gaat over hun oorspronkelijke idealen, benadrukken bewoners dat zij gemeenschappelijk wonen vanuit pragmatische overwegingen.3 Het uitgangspunt was het creëren van een goed burennetwerk, waar men elkaar kent, plezierig met elkaar omgaat en elkaar helpt. Overeenkomstig met de Wandelmeent wordt de wens om gemeenschappelijk te wonen niet altijd herkend of erkend als ideologisch, terwijl deze inherent is aan Centraal Wonen.
Het belang van de woningcorporatie, de gemeente en de Rijksoverheid
De experimentele aard van Centraal Wonen zorgde ervoor dat de eerste projecten door bestaande regelgeving en scepsis van externe partijen zoals de overheid, lokale gemeenten en woningbouwcorporatie moesten breken. Wet- en regelgeving voor de bouw werd op overheidsniveau vastgelegd in de Voorschriften en Wenken.4 Tegelijkertijd werd de gedachte dat er andere typen woningen moesten worden gerealiseerd breed gedragen. Toenemende welvaart en afname van de woningnood maakten experiment in de woningbouw mogelijk. Vanuit het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening stelde minister Schut het programma voor Experimentele Woningbouw in, ter bevordering en vernieuwing van de kwaliteit van het wonen.Woningcorporaties, die vanaf de Tweede Wereldoorlog hadden voorzien in het bouwen van betere huisvesting, kregen in de jaren zestig meer beleidsvrijheid ten opzichte van de overheid en versterkten hun autonomie.5 Zij gingen steeds meer als ‘sociaal ondernemer’ te werk en kregen te maken met de democratiseringswens van burgers.6 Gemeenten moesten toestemming en bouwgrond verlenen voor de realisatie van Centraal Wonen-projecten. De ontwikkeling van groeikernen als nieuwe zelfstandige woonsteden bood genoeg ruimte om plaats te maken voor experiment in de woningbouw. Tegelijkertijd was de ergste woningnood opgelost en kon er meer aandacht worden besteedt aan de werkelijke woonkwaliteit, zoals verwoord in de Derde Nota Ruimtelijke Ordening en het programma Experimentele Woningbouw.7 Zo was er destijds een gunstige situatie voor de realisatie van nieuwe woonvormen.
Ook Ben Lindeman van de Banier benadrukt: ‘wij waren goudhaantjes vergeleken met de initiatiefgroepen van tegenwoordig. De corporatie stond er sympathiek tegenover en er kon veel meer’.8 Vijf jaar na de bouw van de Wandelmeent was ook de Banier aangewezen als experiment, ditmaal onder het thema ‘huisvestingsvormen voor bewoners met specifieke woonbehoeften’.9 Het gebouw moest de Centraal Wonen-gedachten dienstbaar maken en onderlinge betrokkenheid faciliteren. Wel werd door Patrimonium Woningstichting (tegenwoordig Havensteder) een terugbouwbaarheidseis gesteld. Dit houdt in dat het stadsblok zonder grote ingrepen weer om kon worden gebouwd naar normale portiekflats.
Inspraakmethoden
Bijzonder aan Centraal Wonen-projecten is de wisselwerking tussen de toekomstige bewoners en de architect. Bewoners spraken zich uit over de manier waarop zij gemeenschappelijk wensten te wonen en zochten een balans tussen keuzes in het belang van de groep en het individu. De architect maakte de vertaalslag tussen de woonwensen en het gebouw en hielp bewoners hun ideeën over wonen verder te ontwikkelen. De esthetiek van Centraal Wonen-projecten was een gevoelig aspect omdat deze de identiteit van de groep moest uitdrukken, terwijl voorkeur voor esthetiek een zeer persoonlijke kwestie is waar nauwelijks rationeel over gesproken kan worden.10De bewoners van de Banier hadden minder inspraak op het ontwerp dat architect Guus Canoy voor het project maakte. Zij hadden niet de mogelijkheid om enquêtes in te vullen, hadden geen vergaderingen met de architect en konden niet beslissen over hoe hun eigen woning eruit kwam te zien. Wel werden zij ondersteund door psychologen bij de clustervorming, waarbij bewoners kozen met wie zij gemeenschappelijke ruimten zouden gaan delen en activiteiten gingen ondernemen. ‘Mensen werden doorgezaagd en werden ook verplicht elkaar door te zagen’.11 Wat hielp bij de groepsvorming volgens de psychologen, ging voor sommige bewoners te ver. Een aantal potentiële bewoners haakte hierdoor af.
Het ontwerp: stedenbouw, architectuur en buitenruimte
De stedenbouw en architectuur
De eerste Centraal Wonen-initiatiefgroepen stonden voor de uitdaging een nog niet bestaande woonvorm in Nederland vorm te geven. Er zijn er invloeden van de Nederlandse jaren zeventig architectuurpraktijk te herkennen in de gebouwen, met thema’s als kleinschaligheid en geborgenheid.Anders dan de Wandelmeent wijkt het tweede Centraal Wonen-project, de Banier in Rotterdam, minimaal af van de omringende bebouwing. Het exterieur verraadt niet dat zich binnen een alternatieve woonvorm bevindt. Door de sloop van het Sint Franciscusziekenhuis in 1976 in de Agniesebuurt in Rotterdam, kwam een groot terrein vrij aan de Schiekade voor stadsvernieuwing. Binnen de nieuwbouwwoningen werd plaats gemaakt voor een Centraal Wonen-project (afb. 1). Guus Canoy (Gerritsen en Middelhoek BV) ontwierp het project, waarin vier niveaus van privé naar gemeenschappelijk werden onderscheiden.12 Het project werd na een bouwperiode van twee jaar in 1980 opgeleverd.
Het was uitdrukkelijk de wens van bewoners om het exterieur van het gebouw niet te laten afwijken van de omringende bebouwing.13 De stadsvernieuwingsbouw aan de Banierstraat beslaat eenenvijftig woningen, is vier tot vijf bouwlagen hoog, heeft enkele schuine daken en is uitgevoerd in rode baksteen met ornamentale stenen banden. Typerend voor stadsvernieuwingsarchitectuur is gezocht naar aansluiting op de omringende negentiende-eeuwse bouw. Daardoor wijken bouwhoogte, rooilijnen en straatprofielen niet af van de oorspronkelijke bebouwing.14 Het complex van de Banier bevat echter meer balkons aan de straatkant van het gebouw dan de omringende stadsvernieuwingspanden (afb. 2).
Het woonprogramma
Het aantal gemeenschappelijke voorzieningen, de functie en de situering varieert per project. Dit was onder andere afhankelijk van de aanwezigheid van clusters binnen het project, met functies op projectniveau ter gebruik van alle bewoners en functies op clusterniveau ter gebruik van een kleinere groep. De vrijheid die de architect kreeg voor zijn ontwerp, door bijvoorbeeld de afwezigheid van een terugbouwbaarheidseis, was eveneens bepalend voor de uitwerking van het woonprogramma.Ook architect Guus Canoys ontwerp voor de Banier bevat flexibele indelings- en aanpassingsmogelijkheden voor bewoners. Het woonprogramma moest passen in de mal van vijf geschakelde portiekflats, die – indien het project faalde – weer terug zouden worden gebouwd naar individuele portiekflats. De eenenvijftig woningen variëren van tweekamerwoningen tot (split-level) vijfkamerwoningen, met een mogelijkheid om kamers uit te wisselen met naastgelegen woningen (afb. 3).15 In het oorspronkelijke ontwerp is uitgegaan van zeven clusters, met voor iedere groep een eigen woonkamer en keuken (afb. 4). De clusterruimten zijn voor iedere woning te bereiken via de binnengang (afb. 5). De clusterruimten stonden oorspronkelijk middels een vide in open verbinding met gangen, dit is later dichtgezet vanwege geluids- en verwarmingsproblemen.16 Naast de clusterruimten is het project voorzien van bergingen, wasmachineruimten, een binnentuin, een bar met feestruimte en koffieruimte. De Banier is ontworpen met vier niveaus van privé naar gemeenschappelijk: eigen woning, de clusterruimten, het ‘verkeersgebied’ van tussengangen en trappenhuizen en de projectruimten (afb. 6) – sferen ter bevordering van de ontmoeting van andere bewoners.
De buitenruimte
Een belangrijk onderdeel van Centraal Wonen-projecten is de buitenruimte, omdat dit meer dan in reguliere woningbouw een gedeelde ruimte van de bewoners is. De buitenruimte is veelal een expressie van gemeenschappelijkheid, ontworpen om bewoners elkaar te laten ontmoeten of als zachte overgangsruimte tussen privé en openbaar. Bewoners passen zelf de inrichting en het tuinontwerp naar behoefte aan. De buitenruimte is een terugkerend en essentieel element van Centraal Wonen-projecten waar de geschreven en ongeschreven regels tot uiting komen. Er zijn verschillende typen buitenruimte met vergelijkbare gradaties in gemeenschappelijkheid te onderscheiden, die in deze paragraaf worden besproken.De gemeenschappelijke binnentuin tuin van de Banier is ontworpen door bewoonster Roos Stammink en bestaat uit een rondloop met zitplekken en rondom een beplant talud met een lagergelegen grasveld (afb. 7). Voor de aanleg van de tuin zijn planten uit de stad gebruikt, zoals bomen uit het voormalig park Schoonoord en het oude Emmahuis.17 De tuin is afgesloten van de openbare ruimte, maar wel toegankelijk voor andere bewoners in het woonblok.18 De tuin is bereikbaar vanuit de projectruimten en woningen op de begane grond. Bewoners van hoger gelegen appartementen hebben een balkon met uitzicht op de tuin of straat (afb. 8). Deze balkons zijn zachte overgangsruimten van privé naar gemeenschappelijk, vanwaar bewoners elkaar kunnen zien en groet of op zichzelf kunnen zijn. De tuin is toegankelijk voor alle bewoners uit het project en volledig afgesloten van de openbare ruimte, en draagt daardoor het karakter van de gemeenschappelijke sfeer.
Samenvattend
De Banier is gerealiseerd als onderdeel van een stadsvernieuwingsproject in Rotterdam, in de Agniesebuurt. Overeenkomstig de trend van de stadsvernieuwingsbouw wijkt Centraal Wonen de Banier niet uitgesproken af van de overige omringende stadsvernieuwingsbouw. Het type project bepaalde de mogelijkheden van inspraak van bewoners en ontwerpvrijheid van de architect, zoals of het een particulier project of sociale woningbouw betrof, of het project onderdeel was van een grotere bouwopgave en hoeveel tijd en geld er beschikbaar was. Niettemin is de Banier een echt Centraal Wonen-project, waarbij de ontwerpopvattingen sterk in de plattegrond naar voren komen. De Banier is ontworpen als één groot complex met een gemeenschappelijke binnentuin, maar is terug te bouwen naar vijf portiekflats. Op twee verdiepingen is een binnengang geplaatst, waarlangs de woningen, clusterruimten en trappenhuizen en lift zijn gesitueerd. De binnengangen in de Banier die mogelijk maken iedere bewoner alle gemeenschappelijke ruimten kan bereiken, kan beschouwd worden als de wens naar gelijkwaardigheid. De binnengang kan ook geïnterpreteerd worden als overdekte wandelstraat, waar bewoners elkaar terloops ontmoeten. In de Banier zijn de clusterruimten vanuit alle woningen bereikbaar via een binnengang met tussendeuren. Het was aanvankelijk de bedoeling dat deze ruimten zouden functioneren als verlengde huiskamers voor de bewoners van de omliggende woningen, die samen een clustergroep zouden vormen en elkaar daar spontaan zouden kunnen ontmoeten. In de praktijk woonden de clustergroepen meer verspreid over het gebouw, en werden de ruimten alleen gebruikt op afspraak. De clusterruimtes zijn hoe dan ook een poging geweest om grote groepen op te delen in kleinere groepen en een menselijke schaal aan te brengen in een complex van vijf portiekflats.
Noten
Krabbendam, F., A. Dijkhuis, ‘Op bezoek bij “De Banier”’, Gewoon Anders 39 (2016) 125, pp. 8-15.
Ben Lindeman, interview met de bewoner van de Banier, Rotterdam/Utrecht, 28 december 2020.
Zie noot 1.
Centrale Directie van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid, Voorschriften en wenken voor het ontwerpen van woningen (1965), ’s-Gravenhage (Staatsuitgeverij) 1969 (herdruk).
Beekers, W.P., Het bewoonbare land: Geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland Amsterdam (BOOM) 2012 (PhD onderzoek; VU Vrije Universiteit), p. 213.
Enkele tientallen gemeenten en corporaties hebben een Centraal Wonen-groep erkend en zeggenschap verleend op enkele van de volgende aspecten: woonwensenprogramma, architectenkeuze, zelfwerkzaamheid, woningtoewijzing en andere beheertaken, huurverdeling en gedeeld risico voor huurderving, gemengde financiering, leningen ten behoeve van collectieve ruimten. Bovendien is er in veel gevallen periodiek overleg over het beheer. Diverse woningcorporaties en gemeenten zijn niet afkerig van intensieve bewonersparticipatie.
Kesler, B., Centraal wonen in Nederland. Een onderzoek naar bewonerservaringen en sociaal-ruimtelijke voorwaarden, Wageningen (Landbouwuniversiteit Wageningen) 1991, p. 256.Schut 1968; Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 1973 – Dl. 1, 2 en 3.
Ben Lindeman, interview met de bewoner van de Banier, Rotterdam/Utrecht, 28 december 2020.
Barzilay, M., R. Ferwerda, A. Blom, Predicaat Experimentele Woningbouw 1968-1980, Amersfoort (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) 2018, p. 127.
Kesler 1991, pp. 260-261.
Ben Lindeman, interview met de bewoner van de Banier, Rotterdam/Utrecht, 28 december 2020.
De architectenbureaus van L. en E. Hartsuyker, Van den Broek en Bakema (projectarchitecten Astrid Wiebenga en Flip/Philip Krabbendam) en Eikelenboom, Gerritsen en Middelhoek BV (projectarchitect Guus Canoy) werden gevraagd een ontwerp te maken. Bron: Krabbendam, F., ‘Gemeenschappelijk wonen: Centraal Wonen in De Banier te Rotterdam’, De Architect, 5 februari 2020.
Krabbe, R., P. Vlug (red.), Centraal Wonen in beeld 1977-1986 deel 1, Rotterdam/Hoogezand (Stichting Huis in Eigen Hand/Landelijke Vereniging Centraal Wonen) 1986, p. 56.
Es, E. van, Cultuurhistorische verkenning Oude Noorden, Rotterdam (Gemeente Rotterdam) 2013, p. 87.
Ibid., p. 56.
Ibidem.
Platform Binnentuin, ‘Centraal Wonen de Banier’, 2021.
Zie noot 12.