Het ideaal van New Urbanism
En de toepassing in de Hoven, Utrecht
Wie zich in Vinex-project Leidsche Rijn begeeft, zal een gebied aantreffen dat stads doch dorps, modern doch traditioneel, vlees noch vis is. Leidsche Rijn (wijk 9) en Vleuten-De Meern (wijk 10) vormen het gebied ten westen van Utrecht waar vanaf de jaren negentig werd begonnen aan de bouw van ruim 30.000 woningen. Project Leidsche Rijn is de grootste Vinex-locatie van Nederland en vormt bijna een derde deel van heel Utrecht (afb.1). Een van de vele nieuwbouwbuurten is de Hoven, dat onderdeel uitmaakt van wijk 10 en zich ten noordoosten van de subwijk Vleuterweide bevindt. Het in 1996 door bureau Krier & Kohl ontworpen de Hoven lijkt in eerste instantie een traditionele woonbuurt, maar zal bij menigeen ongetwijfeld gevoelens van vervreemding oproepen.
Vervreemding betekent het op afstand komen van dat wat ooit bekend was; het impliceert verlies; het omvat de uitoefening van een wil of kracht die de persoon ‘buiten’ iets plaatst.1 In utopieën schuilt een soortgelijke vervreemding, omdat het de zoektocht betreft naar dat wat nog niet bestaat.2 Hoewel utopia ook wel luilekkerlandachtige associaties oproept, is het in essentie een vorm van kritiek. Het anticipeert, bekritiseert en ondervraagt het heden en biedt antwoorden die fundamenteel anders zijn dan het bekende.3 Stedenbouw en architectuur zijn heel tactiele middelen om de wereld om ons heen vorm te geven, te veranderen en te verbeteren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zich vlagen van ‘utopianism’ in de architectuurgeschiedenis voordoen.4
In de Verenigde Staten ontstond in de jaren negentig een stedenbouwkundige beweging met een sterk utopisch ideaal. Onder de noemer ‘New Urbanism’ verenigden stedenbouwkundigen en architecten zich, die zich kritisch toonden ten aanzien van de destijds gangbare ontwerppraktijk. Een van de buurten in Leidsche Rijn lijkt een uitwerking te zijn van de ideeën van het New Urbanism. De Hoven is in een traditionalistische stijl ontworpen en roept zowel gevoelens van herkenning als vervreemding op.5 Het vormt de casus voor de analyse van New Urbanism in de praktijk. In hoeverre is het utopische gedachtengoed van New Urbanism terug te zien in de Utrechtse nieuwbouwbuurt de Hoven?
De meest recente traditionele architectuur in Nederland, ook wel aangeduid als het hedendaags traditionalisme, is vaker in verband gebracht met New Urbanism. Een analyse van de architectuur de toetsing aan de ontwerpprincipes van het New Urbanism is echter nooit adequaat uitgevoerd. Dit helpt zowel de stedenbouwkundige beweging beter te begrijpen, als de architectuur in Nederland. Specifiek de architectuur uit de Vinex-periode, verdient meer onderzoek en een genuanceerder oordeel dan het eeuwige weerklinken van de woorden ‘eenheidsworst’ en ‘façadearchitectuur’.6
Dit essay gaat achtereenvolgens in op het ontstaan, de doelstelling en de stedenbouwkundige- en architectuurpraktijk van het New Urbanism. Aangevuld met het gedachtengoed van architectuurfilosoof Paul Dijkman vormt dit de theoretische basis van waaruit de Hoven geanalyseerd kan worden. De uiting van New Urbanism in de Hoven laat de wankele praktijk van de beweging zien. Net als andere vormen van utopianism in stedenbouw, is ook New Urbanism een experiment.
De belofte van het New Urbanism
Tegen de jaren zeventig van de vorige eeuw ontstonden er problemen in steden die de opmaat vormden voor het New Urbanism gedachtegoed. Grootschalige woningbouw en modernistische ontwerpprincipes zorgden in zowel Amerikaanse als Europese steden voor monotone woonomgevingen, zij het op verschillende wijze. Door de toegenomen welvaart, de komst van de auto en betere verkeerswegen werd het halverwege de twintigste eeuw mogelijk voor, in eerste instantie, rijke stedelingen de stad uit te gaan. In de Verenigde Staten leidde dit tot het ontstaan van suburbs, rustige buurten buiten de stad waarin de American Dream werkelijkheid werd. In Europa floreerde het Nieuwe Bouwen, een op functionaliteit gerichte bouwstijl die massa geproduceerde woonwijken mogelijk maakte. De nadruk op de bouw van grootschalige woongebieden na de Tweede Wereldoorlog zorgde echter volgens New Urbanisten voor allerhande problematiek, zoals desinvestering in binnensteden, ongebreidelde stadsuitbreiding, segregatie, milieuproblemen en verlies aan erfgoed.7 De stedenbouwkundigen en architecten van het New Urbanism stelden dat in het moderne, machinegedreven tijdperk een aantal menselijke waarden verloren zijn gegaan: de gemeenschap van het dorp met de komst van de suburbs, de kilometers lange wegen van huis naar werk door de komst van de auto, eentonige architectuur door geprefabriceerde materialen uit fabrieken. Deze voorbeelden wijzen voor New Urbanism op het verlies van het moraal van de stad.9Een groep architecten en stedenbouwkundigen die zich al langer bezighielden met de bovengenoemde problematiek en afzonderlijke ontwerpmethodieken, zoals Smart Growth en Walkable Urbanism, verenigden zich in 1993 in het Congress for the New Urbanism (CNU). Het CNU is een Amerikaanse organisatie, uitgegroeid in verschillende internationale takken, en een van de belangrijkste stedenbouwkundige bewegingen van de afgelopen decennia. Als alternatief stelde de officiële organisatie - bestaande uit onder meer Peter Calthorpe, Andrés Duany, Elizabeth Plater-Zyberk en Stefanos Polyzoides - een handvest op dat richtlijnen biedt voor de manier waarop steden moeten worden ontworpen.9 Het onderstaande fragment vat de principes van het handvest samen:
Neighborhoods should be diverse in use and population; communities should be designed for the pedestrian and transit as well as the car; cities and towns should be shaped by physically defined and universally accessible public spaces and community institutions; urban places should be framed by architecture and landscape design that celebrate local history, climate, ecology, and building practice.10
Het voornaamste doel van New Urbanism is om het menselijk welzijn te vergroten door middel van de hantering van de 27 in het handvest opgenomen stedenbouwkundige principes.11 Deze principes vormen geen blauwdruk, geen ‘regels’, maar flexibel toe te passen richtlijnen. Het uitgangspunt is een ‘traditionele’ stedenbouw die voortbouwt op ‘wat werkt’ uit het verleden, gecombineerd met de technologie en behoeften van de huidige tijd.12 De ontwerpprincipes vormen een integraal ontwerpbeleid dat zich richt op de pijlers infrastructuur, duurzaamheid, gezondheid, diversiteit en gemeenschap. De toepassing van deze principes zou uiteindelijk leiden tot ‘healthy places for people and businesses to thrive and prosper.’13
New Urbanism is een vorm van utopianism, niet alleen omdat het voortkomt uit ontevredenheid, maar vooral omdat het een alternatief biedt dat zou kunnen leiden tot een betere, geliefdere leefomgeving. Dat alternatief zijn geen vaste regels of een blauwdruk, maar flexibel toe te passen en contextafhankelijk principes. New Urbanism biedt de ontwerprichtlijnen voor de verwezenlijking van een utopisch ideaal.
New Urbanism in de praktijk
Hoe ziet New Urbanism eruit? Een omgeving is op het eerste oog niet altijd te herkennen als ‘New Urbanism’, omdat de 27 flexibel te interpreteren principes leiden tot uiteenlopende resultaten met verschillende kwaliteit en zwaartepunten. Zo is New Urbanism in principe niet aan één specifieke architectuurstijl te herkennen. Voor architectuur geldt als richtlijn dat ‘architecture and landscape design should grow from local climate, topography, history, and building practice’.14 De architectuur moet een logisch gevolg zijn van de locatie en het klimaat, is eerder inschikkelijk en bescheiden dan revolutionair (afb. 2).15 Een ander voorbeeld betreft de stedenbouwkundige structuur en luidt: ‘Streets and squares should be safe, comfortable, and interesting to the pedestrian. Properly configured, they encourage walking and enable neighbors to know each other and protect their communities.’16 New Urbanisten willen met hun stedelijke structuur en architectuur duurzame mobiliteit en sociale contacten aanmoedigen. Door middel van het stedenbouwkundig ontwerp kunnen mensen aangemoedigd worden de straat op te gaan, door bijvoorbeeld de voetganger centraal te stellen en faciliteiten op loopafstand te plaatsen.17 Wat betreft de grotere stedenbouwkundige structuur staat in het handvest dat moet worden vastgehouden aan historische en natuurlijke patronen van het landschap. Dat is een traditie die eeuwen is gehandhaafd volgens de New Urbanisten, maar in de moderne tijd een breuk kende. Idealiter is de stedenbouwkundige structuur in de loop van de eeuwen gegroeid, met een fijnmazig stratennetwerk. De tand des tijds is er zichtbaar, maar door constante aandacht zijn deze steden gegroeid tot aangename plekken, gevormd door en naar de mens (afb. 3).18Deze greep uit het handvest laat zien dat de New Urbanism ontwerpfilosofie multi-interpretabel is en het resultaat afhangt van de creativiteit van de stedenbouwkundigen en architecten. De principes overlappen niet zelden en zijn daardoor erg generiek. Publicist, kunstenaar en architectuurfilosoof Paul Dijkman bedacht een model dat als concrete aanvulling op het New Urbanism kan worden gezien.19 Zijn benadering van architectuur in termen van ‘sferen’ en ‘levenshoudingen’ biedt een alternatief voor de sterk gerationaliseerde modernistische architectuur. Eén van de zes levenshoudingen – de Dialoog – is verwant aan het New Urbanism gedachtengoed. Een stedelijke omgeving waar de Dialoog centraal staat, is een plek waar het alledaagse leven afspeelt, een plek waar compromissen worden gemaakt, waar verschillende bevolkingsgroepen samenleven en waar sociaal gedrag en de menselijke maat centraal staan.20 De stedenbouwkundige structuur en architectuur is gericht op de ‘leefsfeer’ van het thuiszijn. Een Dialoogbuurt verwelkomt, is herkenbaar maar niet uitgesproken. De Dialoogbuurt zoals beschreven door Dijkman is een theoretisch, fictief model, maar concreter dan de New Urbanism principes.
New Urbanism in de Hoven
De opzet en architectuur van het woonwijkje ‘de Hoven’ in Vleuterweide doen vermoeden dat deze volgens de principes van het New Urbanism is ontworpen. De in traditionalistische stijl ontworpen huizen en smalle, gekromde straten doen wellicht nog het meest denken aan een oudhollands dorpje. Tegelijkertijd verraden de brandschone bakstenen en kaarsrechte stoeptegels dat dit een recent gebouwde buurt is. Maar er is meer dat wringt.De Hoven werd in 1996 ontworpen door bureau Krier & Kohl en nadert anno 2020 zijn eindfase met de bouw van het centrumgebied. De Hoven is verdeeld in drie secties die van elkaar zijn gescheiden door rechte verkeerswegen. De afzonderlijke gebieden kennen elk een ‘bladstructuur’ met smalle straten en gekromde wegen, gestructureerd als zijnde de nerven van een blad (afb. 4). De bebouwingsdichtheid en bouwhoogte varieert in het gebied van een hoge dichtheid en hoogte in de kern, met appartementsgebouwen, naar een lagere aan de randen van het woongebied, waar de eengezinswoningen zich ‘uitvleien’. De straten met brede klinkerstoepen worden onderbroken door knikken, bochten en doorgangen naar de binnenhoven met parkeerplaatsen. Hier en daar is een plantsoen, speeltuin of grasveld aangelegd – geen weelderig maar goed onderhouden, laag groen. De architectuur van de Hoven is gevarieerd binnen en bepaalde vormentaal en kleurpalet. De individuele woningen verschillen in bouwhoogte, dakvorm, materiaaltoepassing en ornamentatie. Er is geput uit een breed scala aan historische voorbeelden, zoals de boerderijwoning, statige herenhuizen en een soort burchtornamentiek (afb. 5). De Hoven is een relatief besloten, rustige woonbuurt. De krommende straten, de doorkijkjes, perkjes en gevarieerde architectuur zorgen ervoor dat geen straat hetzelfde oogt. Het parkeren in binnenhoven, de brede trottoirs en het centrum even verderop moedigen een kleine wandeling aan. Door de toepassing van een bladstructuur komen de verschillende straten uit op een hoofdstraat (de ‘hoofdnerf’) wat de kans op toevallige ontmoetingen tussen buurtbewoners vergroot (afb. 6). De variatie in architectuur, de toepassing van herkenbare woningtypen en de eenheid in verscheidenheid dragen verder bij aan het Dialoogkarakter zoals gedefinieerd door Paul Dijkman.
Is hier sprake van New Urbanism? Op het eerste gezicht is de Hoven een onmiskenbaar andere woonomgeving dan het gros van de Nederlandse nieuwbouwwijken. Rob Krier, een van de grondleggers van het latere New Urbanism, heeft zijn ideeën hier duidelijk in de praktijk gebracht. Maar wanneer we de buurt analyseren aan de hand van de ontwerpprincipes van het New Urbanism en Paul Dijkmans Dialoogbuurt, blijkt waar het wringt. New Urbanism adviseert om de stedenbouw te baseren op historische patronen en elementen. Het gebied rondom de Hoven was oorspronkelijk een polderlandschap waar de middelwetering stroomde. De stedenbouwkundige structuur en verkaveling van de Hoven sluit niet aan op deze historische structuur. Bovendien zou de architectuur volgens de principes van het New Urbanism een logisch gevolg moeten zijn van een bepaalde tijd en plek, gestoeld op lokale geschiedenis en bouwpraktijk. Hoewel de architectuur in de Hoven refereert aan een variatie aan Nederlandse architectuurstijlen, vormt het een vrijelijke interpretatie die zich bovendien beperkt tot de façades aan de straatkant (afb. 7). Dat staat het serieus nemen van de architectuur als logisch gevolg van de ‘lokale bouwpraktijk’ in de weg. Eveneens zou de inrichting van de openbare ruimte moeten inspelen op lokale klimaatomstandigheden om de samenkomst van buren op straat te stimuleren. Dijkman bevestigde mijn bevindingen.21 Volgens hem is de openbare ruimte te formeel ingericht. De groenaanleg had weelderiger en schilderachtiger gekund, de voortuinen hadden dieper gemogen: de Hoven mist de finesse van een New Urbanism buurt.
Bovenstaande uiteenzetting maakt duidelijk dat het zeer aannemelijk is dat de betrokken ontwerpers inspiratie haalden uit de New Urbanism ontwerpprincipes. Eveneens blijkt dat de flexibiliteit van de richtlijnen zorgt voor een onstandvastige ontwerpfilosofie. Het duiden van een project als ‘New Urbanism’ is, afgaande op de gebouwde omgeving, een twijfelachtige praktijk. Het is maar zeer de vraag of de positieve effecten die het New Urbanism zijn ontwerpfilosofie toeschrijft ook gelden bij een lossere toepassing van de principes.
New Urbanism gelooft in een ideaalbeeld en de positieve effecten die de gebouwde omgeving op mensen kan hebben. Hierin is deze stedenbouwkundige beweging geen uitzondering, maar een van de velen die een alternatief gedachtengoed heeft uitgewerkt in (min of meer) praktische richtlijnen. Het centrale doel: de directe leefomgeving levendiger, gedifferentieerder en socialer maken. Maar net als andere vormen van utopianism, is New Urbanism een experiment. Hoewel de ontwerpfilosofie is veranderd, is het ontwerp- en bouwproces niet fundamenteel anders het door de New Urbanisten verafschuwde modernisme. Desalniettemin heeft zich onder het New Urbanism een verandering voltrokken in de stedenbouw die onmiskenbaar invloed heeft gehad op Nederland. Wellicht niet zo utopisch als gehoopt, wel zo experimenteel als te verwachten was.
Dit essay is grotendeels gebaseerd op de bachelorscriptie van de auteur.
Sanne van Drenth, De Nieuwerwetse Structuur. Een onderzoek naar New Urbanism in Leidsche Rijn (2019), [https://bit.ly/2WyHZNh].
Dit essay is oorspronkelijk geschreven in het kader van tijdschrift Article’s themanummer “Ou Topos” (zomer 2020), [link].
Noten
Lucy Sargisson, Fool’s Gold. Utopianism in the Twenty-First Century, Londen (Palgrave Macmillan) 2012, p. 18.
Ibidem.
Vincent Geoghegan, Utopianism and Marxism, Methuen, 1987, pp. 1-2.
Zie: Lucy Sargisson, Fool’s Gold. Utopianism in the Twenty-First Century, Londen (Palgrave Macmillan) 2012; Peter Hall, Cities of tomorrow: an intellectual history of urban planning and design since 1880, Hoboken, NJ (Wiley-Blackwell) 2014; David Pinder, Visions of the City: Utopianism, Power and Politics in Twentieth-Century Urbanism, Edinburgh (Edinburgh University Press) 2005; August Sarnitz en Inge Scholz-Strasser, Private Utopia. Cultural Settings of the Interior in the 19th and 20th Century, Berlijn/Boston (De Gruyter) 2015.
Traditionele of traditionalistische architectuur is niet zozeer verbonden aan een specifieke architectuurbeweging of bouwperiode, maar is eerder te herkennen aan vormkenmerken en materialen die teruggrijpen op traditioneel en ambachtelijk bouwen. Desalniettemin is traditionele architectuur vaak een reactie op modernere bewegingen in de architectuur. Baksteen, natuursteen, hout, banden, erkers, hellende daken, kozijnen met raamverdeling en een heldere, vaak simpele hoofdvorm zijn veelvoorkomend in traditionele architectuur. Zie: Hans Ibelings, Onmoderne architectuur. Hedendaags traditionalisme in Nederland, Rotterdam (NAi Uitgevers) 2004; Hans Ibelings en Vincent van Rossem, De nieuwe traditie. Continuïteit en vernieuwing in de Nederlandse architectuur, Amsterdam (SUN) 2009.
Adri Duivesteijn, ‘Vinex, architectuur van het aanbod’, in: Ibelings, H. (red.), Architectuur in Nederland, Jaarboek 1998-1999, Rotterdam (NAi Publishers) 1999.
“Charter of the New Urbanism.” Congress for the New Urbanism. https://www.cnu.org/who-we-are/charter-new-urbanism (15 juni 2020).
Zie: Emily Talen, New Urbanism and American Planning: The Conflict of Cultures, New York (Routledge) 2005.
“Charter of the New Urbanism.” Congress for the New Urbanism. https://www.cnu.org/who-we-are/charter-new-urbanism (15 juni 2020).
“Charter of the New Urbanism.” Congress for the New Urbanism. https://www.cnu.org/who-we-are/charter-new-urbanism (15 juni 2020).
Michael Lecesse en Randall Arendt, Charter of the new Urbanism, New York (McGraw Hill) 2000, pp. 47-50.
Peter Calthorpe, “The Region.” In: Peter Katz, The New Urbanism: Toward an architecture of community. New York (McGraw-Hill) 1994; Andres Duany, Elizabeth Plater-Zyberk, “The Neighbourhood, The District and The Corridor”, in: Peter Katz, The New Urbanism: Toward an architecture of community, New York (McGraw-Hill) 1994.
“Who we are.” Congress for the New Urbanism. https://www.cnu.org/who-we-are/movement (15 juni 2020).
Zie: Clara Irazabal, “New Urbanism as a New Modernist Movement: A Comparative Look at Modernism and New Urbanism.” Traditional Dwellings and Settlements, 19(2007)19 (www.jstor.org), geraadpleegd 14 juli 2020).
New Urbanism kijkt naar geslaagde voorbeelden uit het verleden. Dat zijn met name dorpen, kleine en middelgrote Europese steden die in de loop van de tijd zijn uitgebreid. De tand des tijds is er zichtbaar, maar door constante aandacht zijn deze steden gegroeid tot aangename plekken, gevormd door en naar de mens. Elementen als lommerrijke pleinen, een kronkelend, fijnmazig stratennetwerk en een prettige mix van functies zijn daar altijd aanwezig. New Urbanism haalt hier inspiratie uit en herinterpreteert deze geslaagde voorbeelden. Die herinterpretatie komt tot uiting in de flexibel toe te passen principes uit het handvest. Een New Urbanism buurt, ontworpen en gebouwd in een aantal jaren, verschilt wezenlijk van de eeuwenoude Europese steden. Dat het gebruik van de termen als ‘traditioneel’ niet historisch gegrond is maar eerder wijst op een flexibele interpretatie, blijkt ook uit de beschouwing van suburbs. In plaats van deze stedenbouwkundige praktijk te interpreteren als een typisch Amerikaanse traditie, is de suburb verworden tot modernistische kwaal.
Michael Lecesse en Randall Arendt, Charter of the new Urbanism, New York (McGraw Hill) 2000, pp. 155-160.
Plaza La Reina is een voorbeeld dat het CNU benoemt als ‘architecture that puts the city first’. Geen spectaculaire, autonome architectuur, maar een plek die de bewoners dient. Het hotel is iets verhoogd waardoor de overgang tussen woonwijk en de hoogbouw van het kantoorgebouw is verzacht. De grootschalige gebouwen hebben het karakter van het centrum veranderd. Plaza la Reina is ontworpen met het idee de lokale architectuur te respecteren en een overgang te creëren. Hoewel de stijl lange tijd niet meer is toegepast, bouwt het voort op de binnenhofjes zoals Andalusië (1926) en de Ronda (1927). Je kunt je afvragen of dit werkelijk een verzachting is van de moderne hoogbouw naar de ‘traditionele’ lagere nieuwbouw, of het juist het contrast versterkt.
Michael Lecesse en Randall Arendt, Charter of the new Urbanism, New York (McGraw Hill) 2000, pp. 47-50.
Het centraal stellen van de voetganger en het nabij plaatsen van faciliteiten om mensen aan te moedigen de deur uit te gaan, zijn op zich geen nieuwe concepten. Hoewel sommige Modernisten de heil in de auto zagen en geen toekomst zagen in het gebruik van de fiets, stond bij het CIAM weldegelijk de voetganger centraal. De functionele stad en de functiescheiding betekende dat bepaalde faciliteiten op loopafstand moesten zijn ten aanzien van verschillende buurten. Speciaalzaken hoefden minder dicht in de buurt te zijn. Echter, bij de moderne projecten werd de nabijheid van voorzieningen vaak niet uitgevoerd zoals gepland.
Seaside, een van de meest bekende voorbeelden van het New Urbanism, is allerminst ontstaan in de loop van de eeuwen. De stedenbouwkundige structuur bestaat uit onder meer radialen en rotondes, die eerder helder en statig zijn dan organisch en fijnmazig. Hieruit blijkt dat de New Urbanism ontwerpprincipes geen regels zijn, maar inspiratiebronnen waaruit flexibel kan worden geput.
In het kader van dit essay is het overbodig om in te gaan op alle afzonderlijke door Dijkman geïdentificeerde elementen. Voor een gedetailleerder beeld van het analysemodel dat is toegepast op De Hoven, zie: Sanne van Drenth, De Nieuwerwetse Structuur. Een onderzoek naar New Urbanism in Leidsche Rijn, 2019 [bachelorscriptie, kunstgeschiedenis Universiteit Utrecht]. Voor een gedetailleerder beschrijving van de Dialoogbuurt zie: Paul Dijkman, Nieuwbouw en Sfeer, Utrecht (IJzer) 2006; Paul Dijkman, De structuur van het geluk, Utrecht (IJzer) 2008.
Paul Dijkman, De structuur van het geluk, Utrecht (IJzer) 2008.
Persoonlijke correspondentie met Paul Dijkman, 11 maart 2019.