Tussen saamhorigheid en geborgenheid, idealisme en verdienmodellen

Deel 4. Centraal Wonen: “Samen doen wat samen kan, dan geniet je er het meeste van”

De Wandelmeent is het laatste project dat besproken wordt in deze serie. Het neemt een bijzondere positie in onze Nederlandsche woningbouwgeschiedenis in, omdat zij het eerst gerealiseerde Centraal Wonen-project is. Niet alleen binnen de Centraal Wonen-beweging was de Wandelmeent een sleutelproject, maar ook in het huidige discours rondom gemeenschappelijk wonen wordt de Wandelmeent veelvuldig als geslaagd voorbeeld aangehaald. Een historisch voorbeeld bovendien, want het project kent zijn oorsprong in de jaren zeventig van de vorige eeuw, en bestaat bijna vijftig jaar.

De Wandelmeent is een bijzonder project om hier te bespreken omdat de organisatievorm sterk afwijkt van de standaard volkshuisvesting van destijds en de verschijningsvorm opvallend en herkenbaar is. In 1976-1977, drie jaar na gevarieerde inspraakprocedures met de toekomstige bewoners, werd door architect Pieter Weeda (architectenbureau Leo de Jonge) een ontwerp opgeleverd van twee kruisende woonstraten met 50 woningen, bijna allemaal met een eigen karakteristieke bolvormige groene kap en rode houten gevelpuien. Integraal onderdeel van het plan waren gedeelde ruimtes en voorzieningen, zoals keukens, een centrale ontmoetingsruimte, een jeugdhonk, peuterspeelzaal, hobbyruimte, berging, ambachtswinkel, sauna, logeerkamer, tuin en dakterrassen. Bij de Wandelmeent is sprake van een sterke vervlechting van de begrippen en gevoelens geborgenheid en saamhorigheid. Ze laten zich niet meer apart beschouwen, maar alleen nog in directe relatie tot elkaar waarbij de balans soms iets verschuift. Over de huidige situatie ging ik in gesprek met Judith Kortland, sinds 42 jaar bewoner van de Wandelmeent (slechts vijf jaar na de oplevering).

Oorsprong: zoeken naar saamhorigheid in organisatie en organisatievorm

Anders dan de reguliere woningbouw aan het einde van de jaren zestig en begin van de jaren zeventig, ligt de oorsprong van de Wandelmeent bij de zelforganisatie van een groep mensen die graag gemeenschappelijk wilden wonen. In De Gooi- en Eemlander verscheen in november 1973 een persbericht, waarin een informatieavond werd aangekondigd voor een Centraal Wonen-initiatief in het toenmalige buurthuis Ons Huis. Onder het motto ‘Samen doen wat samen kan’, werkten ruim zestig belangstellenden in de Vereniging Centraal Wonen Ooster Meent aan het uitdenken van het project. Waarom wilde een groep mensen niet liever in een nieuwgebouwd, kant en klaar rijtjeshuis wonen?

Aan het einde van de jaren zestig, begin jaren zeventig, werden ideeën over andere, gemeenschappelijke samenlevingsvormen populair, met name in Noordwest-Europa. De woonomgevingen die in de late wederopbouwperiode waren opgeleverd, waarbij middel- en hoogbouw steeds gewoner werd, waren nog weinig uitgerust om het buurtleven te activeren en hadden een isolerende werking op het gezin. Aangevoerd door een jonge, mondige naoorlogse generatie ontstond behoefte aan een andere levenswijze, zoals het leven in een commune of woongroep. Centraal Wonen is daar een late uitschieter van, toen de grootste hausse rondom het groepsdenken alweer iets was afgezwakt en er langzaam weer ruimte kwam voor het denken vanuit het gezin en het individu. Niettemin dicteerden idealistische en emancipatoire waarden de Centraal Wonen-beweging.

In een latere oproep voor wat later de Wandelmeent zou gaan heten, stond: ‘Mensen gezocht die willen meewerken aan […] een samenlevingsvorm die de grenzen van het gezin overschrijdt’. Bij het overschrijden van de grenzen van het gezin stond één ding vast: het project zou geen commune worden maar juist een diverse en onafhankelijke bewonersgroep – ook voor mensen met een afstand tot de woningmarkt. De afwijzing van de commune had te maken met de experimenten met verregaande collectivisering in de late jaren zestig, waarbij bewoners hun inkomsten deelden, de kinderen gezamenlijk – of nalatig – werden opgevoed en slaapkamers werden gedeeld met de andere huisgenoten. In de Wandelmeent zou ieder huishouden over een woning beschikken met eigen keuken, badkamer en voor- en achterdeur om de privacy en het gezin en het individu te garanderen. Pas dan konden de bewoners een vrijwillige bijdrage leveren aan de groep.

Vanuit die gedachte werd er vooraf goed nagedacht over wat er gemeenschappelijk moest verlopen en wat niet. Bewoners wilden zeggenschap in het kiezen van nieuwe bewoners, in het beheren van de gemeenschappelijke ruimten en de controle over de dagelijkse beslissingen en samenwerkingsactiviteiten. De woonwensen en -idealen van de toekomstige bewoners van de Wandelmeent hadden een duidelijke sociale agenda: het creëren van een sociale woonomgeving die voor iedereen toegankelijk was.

De ideeën over het wonen in de Wandelmeent vormden zich tijdens vergaderingen en werkweekenden in jeugdherbergen of op kampeerterreinen. De toekomstige bewoners en architect Weeda werkten daar aan het in kaart brengen van de woonwensen en idealen.18 Weeda maakte een ontwerp in nauwe samenspraak met de bewonersgroep en stuurde alleen een factuur indien het project gerealiseerd zou worden. Er zijn talloze enquêtes gehouden waarbij vragen werden gesteld over de gewenste vierkante meters per woningtype, de gewenste huurprijs, welke zaken bewoners wel of niet wilden delen, de keukenindeling en de evaluatie van het groepsproces. Het ontwerp werd inzichtelijk gemaakt met een grote maquette bestaande uit verplaatsbare houten blokken. Dit visualiseren en communiceren van ontwerp(keuzes) en het inspelen op kritiek van bewoners was essentieel om tot overeenstemming over het ontwerp te komen.

Ontwerp: ideeën over samen en privé vertaald in ontwerp

Weeda en de toekomstige bewoners hebben de Wandelmeent met zorg uitgedacht en ontworpen. De rode draad in het ontwerp was de vraag hoe de bewoners (als individu, in groepjes en met het gehele project) prettig konden samenwonen.

Privé

De eigen woning is in de Wandelmeent, net zoals andere rijtjeswoningen, geheel privé. Het zijn rijtjeswoningen met ieder een afzonderlijke kap en de voordeur heeft een oriëntatie op de woonstraat. Iedere woning beschikt over een keuken of kitchenette, slaapkamer en woonkamer. Tot hier rijkt het archetype van het woonhuis. De woningen hebben een bijzondere tonvormige kapvorm en zijn opvallend door hun rode houten gevelpuien. De huizen stralen uit ánders te zijn, terwijl de materialisering en vormen toch ook iets heel huiselijks en geborgenheid communiceren.

Ook de plattegrond van de woningen wijkt af van het archetype rijtjeshuis. De woningen zijn met meer variëteit ontworpen dan destijds gebruikelijk was. De woningen zijn uitgevoerd in verschillende typen, aangeduid als ‘vlakken’, van twee-vlaks tot vijf-vlaks woningen. De grotere woningen zijn bedoeld voor gezinnen en de kleinere voor stellen of alleenstaanden. Om toekomstige flexibiliteit in de woning mogelijk te maken, is er op de begane grond een doorbraak mogelijkheid gemaakt in de bouwmuur, zodat vlakken van naastgelegen huizen te koppelen zijn. Daarnaast zijn de gipsen binnenwanden makkelijk door te breken, zodat de plattegrond binnen de woning naar wens kan worden aangepast.

Gezamenlijk, met het hele project

De woningen zijn gesitueerd aan twee kruisende wandelstraten, met in het midden een plein. Ze zijn verspringend van elkaar gepositioneerd, in rooilijn en in bouwhoogte, waardoor een gevarieerd straatbeeld ontstaat. Met deze stedenbouwkundige opzet wilde Weeda enerzijds de Wandelmeent laten afwijken van de omringende bebouwing en anderzijds een aantrekkelijke, uitnodigende buurt maken. De bebouwing moest geborgen, coherent en kleinschalig zijn, zoals in een dorp, en tegelijkertijd uitdrukken dat er anders werd gewoond. De uitstraling van het project is iets wat de bewoners met elkaar delen, het maakt dat zij in de Wandelmeent wonen.

Naast een coherente, maar opvallende verschijningsvorm, delen bewoners ook voorzieningen met elkaar. Dit noemen ze bij de Wandelmeent het ‘straatniveau’. Het delen van voorzieningen en sociale momenten vormt een van de speerpunten van de Centraal Wonen-beweging, met de overtuiging dat hierdoor een socialere – en dus prettiger woonomgeving zou ontstaan. De Wandelmeent is ontworpen met een heel aantal ruimtes die zijn bedoeld voor gezamenlijk gebruik: van oorsprong een jeugdhonk, ambachtswinkel, kindercrèche, hobbyruimte en een ontmoetingsruimte. (Deze ruimtes zijn overigens wel gewijzigd, en de ambachtswinkel is vermoedelijk nooit gerealiseerd). Deze liggen aan de wandelstraat en zijn herkenbaar aan een donkerblauwe deur.

Gemeenschappelijk, gedeeld met een groep – het tussenniveau

Naast alle voorzieningen op het straatniveau, zijn er een aantal ruimtes die worden gedeeld met een selectieve groep: een ‘cluster’. Clustering is een poging om een grotere groep en een groter project op te delen in kleine delen, wat de sociale verhoudingen ten goede moet komen. Deze opdeling is gebruikelijk in Centraal Wonen-projecten, en dus niet specifiek voor de Wandelmeent, maar is hier wel voor het eerst uitgevoerd. De vijftig woningen zijn grofweg onderverdeeld in tien clusters van vier à vijf woningen. Zij delen een clusterkeuken met elkaar, die als bouwvolume losstaat van de woningen en vooruitgeschoven aan de straat ligt. Deze positionering zorgt voor variatie in het straatbeeld en de grote ramen maken van buitenaf zichtbaar wat er vanbinnen gebeurt. De voordeuren van de clusterwoningen zijn gericht op de clusterkeuken, die voor alle woningen van het cluster overdekt begaanbaar is – via een gesloten portiek of via een overdekking. Iedere clustergroep bepaalt zelf hoe de clusterkeuken wordt ingericht en gebruikt. Per cluster werden de kleuren voor de kozijnen bepaald, waarbij kon worden gekozen uit geel, oranje, blauw, groen of rood.

Naast de clusterkeuken, zijn er dakterrassen gerealiseerd, zijn de bergruimtes gesitueerd aan de achterzijde van de tuinen, en zijn de tuinen zelf doorgaans niet afgescheiden door schuttingen, maar open en doorwaadbaar met een pad.

Naast de opdeling van de bewoners in kleinere clusters, werd er ook nagedacht over de routing en de mogelijkheid om bewoners ‘toevallig’ tegen te komen. Daartoe werd de Wandelmeent met talloze tussenruimtes ontworpen, zoals gangen, portieken, overkappingen, dakterrassen, balkons, gedeelde tuinen, ‘hoekjes om’, voorerven en véél ramen. Dit alles is met oog voor gelijkwaardigheid gedaan, zonder grote entreehallen, hiërarchische opbouw van woningen of barrières voor het betreden van gemeenschappelijke ruimtes. Er zijn ook enkele ‘zelfstandige’ woningen in het project die niet tot een cluster behoren, gerealiseerd met het idee dat niet iedereen er behoefte aan heeft om deel te nemen aan de sociale kring van de cluster – in feite een hechte directe burengroep.

Vervlechting en verschuiving van privé - samen; geborgenheid - saamhorigheid

De vernieuwende en experimentele opzet van de Wandelmeent, met vele ambities en aannames van hoe het leven zich er zou voltrekken, heeft nu bijna vijftig jaar ‘levenservaring’. Bewoonster Judith Kortland heeft er 42 jaar van meegemaakt. Aan haar stel ik de vraag of zij zich geborgen voelt in de Wandelmeent. ‘Geborgenheid betekent dat je erbij hoort, dat er mensen zijn met wie je je verbonden voelt, dat je je veilig voelt.’ Geborgenheid gaat volgens Judith niet zozeer over het eigen huis, maar juist over contacten met een kleinere, maar vertrouwde kring van vrienden in de Wandelmeent. ‘Enkele huizen verderop, op de bank bij bevriende buren, voel ik me heel geborgen. Het wekelijkse koffiemoment met een aantal bewoners van de Wandelmeent is onderdeel van mijn alledaagse leven en geeft me een gevoel van geborgenheid.’ Geborgenheid is een soort basisgevoel, dat zij opbouwt door nauwe contacten met anderen. Het gevoel wordt niet (enkel) gevoed en gevoeld binnen de grenzen van haar eigen huis, maar wellicht meer buitenshuis, waarna zij het als een basisgevoel met zich meedraagt.

Wanneer we komen te spreken over saamhorigheid beschouwt Judith dat als het gevoel onderdeel uit te maken van het hele project, dat je het samen draagt. Wie in de Wandelmeent woont, zal zich in ieder geval prettig moeten voelen bij het ideaal om er samen een gezellige woonomgeving van te maken. ‘Het is hard werken, het gaat niet vanzelf!’ Het gevoel van saamhorigheid binnen het gehele project vereist daarmee dus ook de inzet van anderen, en vanzelfsprekend is dat soms sterker aanwezig en soms weer ingezakt. Daarmee ligt dat gevoel ook wat verder buiten je eigen macht. Maar toch, de Wandelmeent is ontstaan op sterke fundamenten en inmiddels decennia-oude structuren die ervoor zorgen dat bewoners zich veel meer en directer tot elkaar verhouden dan in reguliere woningbouwprojecten. Het grootste gevoel van saamhorigheid krijgt Judith van ‘onderdeel uitmaken van de Wandelmeent, waar het voor staat en daaraan bij te dragen.’

De organisatievorm van de Wandelmeent (en Centraal Wonen in het algemeen) is er een die vanaf de start grote mate van betrokkenheid en saamhorigheid vereist én creëert. Ook de verschijningsvorm is het resultaat van gezamenlijk voorstellingsvermogen én een architect die goed begreep hoe een mens zich hoort thuis te voelen. De zorgvuldige uitsplitsing van privé – gemeenschappelijk – gezamenlijk, en alle tussenruimtes die de overgangen markeren, maken de subtiele verschuiving en vervlechting van privé en gemeenschappelijk mogelijk. Door de relatieve overmaat aan ruimtentypen, tussenruimten en de logica van hun situering, is er altijd wel een plekje in de Wandelmeent waar je je kan afzonderen, juist het gezelschap kan opzoeken en alles wat daar tussenin zit.

Bronnen

Interview met Judith Kortland, 1 juli 2024.

Interview met Marian Verweij, 1 februari 2021.

Barzilay, M., R. Ferwerda, A. Blom, Predicaat Experimentele Woningbouw 1968-1980, Amersfoort (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) 2018.

Fromm, D., E. de Jong, Cluster Cohousing Revisited, Berkeley/Rotterdam (Social + Design Press) 2019.

Drenth, S., van, Een straat als een dorp, een huis als een jas. De architectuur van Centraal Wonen [scriptie architectuurgeschiedenis aan de VU], 2021.

Kesler, B., Centraal wonen in Nederland. Een onderzoek naar bewonerservaringen en sociaal-ruimtelijke voorwaarden, Wageningen (Landbouwuniversiteit Wageningen) 1991.

Krabbe, R., P. Vlug (red.) Centraal Wonen in beeld 1977-1986 deel 1, Rotterdam/Hoogezand (Stichting Huis in Eigen Hand/Landelijke Vereniging Centraal Wonen) 1986, p. 36.

https://wandelmeent.nl/